Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

CD 2014

donderdag 22 mei 2014 18:10 - 18:20

Flap fixation leidt tot significante reductie van seroomvorming bij patiënten die een ablatio mammae ondergaan: een belangrijke consequentie voor de praktijk

Bastelaar, J. van, Uittenbogaart, M., Beckers, A., Snoeijs, M.G.J., Vissers, Y.L.J.

Voorzitter(s): E. Schoenmaeckers, chirurg, Amphia Ziekenhuis, Breda & I.M.C. van der Ploeg, AIOS Heelkunde, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam

Locatie(s): Diezehal

Categorie(ën):

 

Achtergrond

Seroomvorming is een veel voorkomende complicatie na ablatieve behandeling voor mammacarcinoom. Dit leidt tot vertraagde wondgenezing, verhoogde kans op infecties en extra polikliniekbezoeken met ongemak voor patiënten. Flap fixation (FF) is een chirurgische techniek die beschreven is om seroomvorming tegen te gaan door de dode ruimte te verkleinen middels subcutane hechtingen.

Methoden en technieken

Patiënten die werden behandeld voor mammacarcinoom kwamen in aanmerking voor inclusie. Vanaf mei 2012 tot maart 2013 werden alle patiënten die in twee verschillende ziekenhuizen een ablatieve behandeling ondergingen behandeld met flap fixation (FF). De huidlappen werden approximerend gehecht op de musculus pectoralis met polyfilament oplosbare staande hechtingen. De data werden retrospectief vergeleken met een historische controlegroep (HC) die zonder flap fixation werd behandeld in het jaar daarvoor (mei 2011 tot maart 2012). In de HC groep werd alleen de huid gesloten. In totaal werden 180 patiënten geïncludeerd, waarvan 92 in de FF groep en 88 in de controlegroep. In beide groepen werd een laagvacuümdrain achtergelaten. Demografische gegevens, type operatie (alleen ablatio, ablatio met sentinel node procedure of gemodificeerde radicale mastectomie), wondcomplicaties, hoeveelheid seroomvorming en aantal seroompuncties werden geanalyseerd.

Resultaten

Demografische gegevens (leeftijd, geslacht, tumor stadium, type operatie, bloedverlies en comorbiditeit) van beide groepen waren niet significant verschillend. In de FF groep werd bij 33/92 patiënten (35.9%) seroomvorming klinisch vastgesteld versus bij 52/88 patiënten (59.1%) in de HC-groep (p = 0.008). Dit leidde bij 14/ 92 patiënten (15.2%) tot een seroompunctie in de FF-groep versus bij 39/88 patiënten (44.3%) in de HC-groep (p < 0.001) Multivariaatanalyse liet een trend zien voor roken als risicofactor voor seroomvorming (p = 0.052). Opvallend was dat patiënten die een gemodificeerde radicale mastectomie (MRM) ondergingen geen significant voordeel hadden van de flap fixation (p = 0.213).

Conclusie 

Flap fixation is een waardevolle chirurgische techniek voor het verkleinen van de dode ruimte en daarmee het bestrijden van seroomvorming bij patiënten die een ablatieve behandeling ondergaan voor mammacarcinoom. Dit leidt tot minder seroompuncties en daaruit voortvloeiend tot minder polikliniekbezoeken. De vraag is of deze techniek het gebruik van laagvacuümdrains overbodig maakt. Dit zal in prospectieve setting geëvalueerd moeten worden. Bij patiënten die een gemodificeerde radicale mastectomie ondergaan lijkt aanvullende behandeling van de oksel noodzakelijk om in combinatie met flap fixation seroomvorming tegen te gaan.