Validatie van de ‘comprehensive complication index' (CCI) als eindpunt voor het aantonen van relevante behandelingseffecten van gerandomiseerde trials.
Nederlof, N., Slankamenac, K., Jonge, J. de, Wijnhoven, B.P.L., Pessaux, P., Puhan, M.A., Graf, R., Breitenstein, S., Oberkofler, C.E., Clavien, P.A.
Voorzitter(s): B. Elsman, chirurg, Deventer Ziekenhuis, Deventer & R. van der Vijver, AIOS Heelkunde, Radboudumc, Nijmegen
Locatie(s): Zaal 82/83
Categorie(ën):
Een van de grootste uitdagingen van het opzetten van een gerandomiseerde studie (RCT) is het bepalen van de primaire en secundaire uitkomstmaten. De 30-dagen of ziekenhuis mortaliteit is tegenwoordig niet langer geaccepteerd vanwege een sterke daling van de peri-operatieve sterfte. Morbiditeit is vaak onnauwkeurig en wisselend gedefinieerd. Recent werd de ‘comprehensive complication index’ (CCI) geïntroduceerd als nieuwe maat voor postoperatieve morbiditeit. De CCI integreert alle complicaties, inclusief zwaarte van de complicatie, in een lineaire schaal van 0 (geen complicatie) tot 100 (overlijden). Het is nog onduidelijk hoe de CCI zich verhoudt tot reguliere uitkomstmaten en of de CCI gebruikt zou kunnen worden als eindpunt in RCTs. Het doel van deze studie was het valideren van de CCI in drie verschillende Europese RCTs betreffende chirurgie van het pancreas, colon, en de oesophagus. Om de sensitiviteit van de CCI te toetsen ten opzichte van de conventionele eindpunten (bijvoorbeeld aanwezigheid van een solitaire complicatie, of aanwezigheid van ernstige graad IIIb of hoger van de Clavien-Dindo-classifcatie), zijn alle postoperatieve complicaties van deze drie studies opnieuw beoordeeld en is de CCI berekend voor de studiepatiënten. De uitkomsten van de index en controle arm werden vervolgens vergeleken met de CCI als uitkomstmaat evenals het traditionele eindpunt. De Spearmans correlatie werd gebruikt om de CCI te valideren voor de kosten, duur van de ziekenhuisopname en verblijf op de IC.
Daar waar de RCTs geen significant verschil lieten zien tussen de behandelarmen, liet de CCI een significant verschil zien in postoperatieve complicaties na pancreas chirurgie (p=0.037) en na oesophaguschirurgie (p=0.020). De CCI in de RCT over colonchirurgie vond geen significant verschil tussen de groepen (p=0,39). In iedere RCT correleerde de CCI met de duur van de ziekenhuisopname, het verblijf op IC en met kosten (r=0,60 p<0,001). Wanneer de CCI gebruikt wordt om de groepsgrootte van de steekproef te berekenen kan er ten opzichte van meer traditionele eindpunten (iedere complicatie of meest ernstige complicaties) met een power van 80% en α van 0,05 gewerkt worden met kleinere aantallen patiënten.
Conclusie
Deze studie laat zien dat de CCI een valide eindpunt is om klinisch relevante verschillen tussen beide patiëntengroepen binnen een RCT aan te tonen. De CCI is superieur aan meer traditionele eindpunten wat betreft het aantonen van verschil in postoperatieve complicaties. Tevens kunnen door gebruik van de CCI kleinere sample sizes berekend worden.
Ref:The comprehensive complication index: a novel continuous scale to measure surgical morbidity. Ann Surg. 2013 Jul;258(1):1-7
- Over Nederlof, N.
- Over Slankamenac, K.
- Over Jonge, J. de
- Over Wijnhoven, B.P.L.
- Over Pessaux, P.
- Over Puhan, M.A.
- Over Graf, R.
- Over Breitenstein, S.
- Over Oberkofler, C.E.
- Over Clavien, P.A.