Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

CD 2014

vrijdag 23 mei 2014 9:30 - 9:40

Behandeling met alfa-1-antitrypsine beschermt tegen lever ischemie-reperfusie schade in muizen

Verhoeven, C.J., Damme-van den Engel, S. van, Berger, M., Ruiter, P.E. de, Jonge, J. de, Kwekkeboom, J., IJzermans, J.N.M., Metselaar, H.J., Bruin, R.W.F. de, Laan, L.J.W. van der

Voorzitter(s): I.H.J.T. de Hingh, chirurg, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven & R. van der Vijver, AIOS Heelkunde, Radboudumc, Nijmegen

Locatie(s): Zaal 82/83

Categorie(ën):

Warme ischemie tijdens non-heart beating orgaandonatie kan de vroege transplantaat-functie en overleving negatief beïnvloeden. Recent onderzoek laat gunstige effecten zien van behandeling met het acuut-fase eiwit alfa-1-antitrypsine (A1AT) op de mate van apoptose en inflammatie in nieren na ischemie-reperfusie schade (IRI). De effecten van A1AT op IRI in de lever zijn echter onbekend. Deze studie onderzoekt de effecten van A1AT op schade in vitro in levercellen en in vivo in muizen blootgesteld aan warme ischemie in de lever.

Het effect van humaan A1AT (Zemaira, CSL Behring, 2.5 mg/ml) op de levensvatbaarheid van humane hepatocyt-achtige Huh7 cellen is getest d.m.v. MTT analyse. Zowel normotherme (37 °C) als hypotherme (4 °C) condities met medium of University of Wisconsin (UW) oplossing zijn getest. Voor in vivo experimenten zijn mannelijke C57BL6 muizen onderworpen aan partiële hepatische warme ischemie door gedurende 75 minuten de linker levervene en linker lever arterie te klemmen. Behandeling van muizen bestond uit intraveneuze injectie met 100µL PBS (controle behandeling, n=7) of 10 mg A1AT (n=5) voorafgaand aan ischemie. Drie muizen ondergingen een schijn-operatie (n=3).

In vitro was de levensvatbaarheid van Huh7 cellen 1.3x hoger in de A1AT behandelde groep dan in de controle groep (p=0.009). Dit verschil werd nog beter zichtbaar na het stressen van cellen door deze af te laten koelen en opnieuw op te warmen in zowel medium (1.8x controle levels, p=0.006) als UW (1.9x, p=0.019). In vivo experimenten toonden significant hogere waardes van AST, ALT en LDH in serum op t=6 uur en t=24 uur in muizen die blootgesteld waren aan IRI ten opzichte van schijn-geopereerde muizen. Deze stijging was echter minder hoog in de A1AT behandelde muizen (p≤0.05). De beschermende effecten waren het duidelijkst waarneembaar 24 uur na IRI (Figuur 1), met een significante reductie in serum ALT (Mean ± SEM 4235±699 U/L vs. 1506±542.4) en LDH (9890±2476 vs. 460±378 U/L, p<0.05). Tijdens de schadepiek op 6 uur na IRI was alleen serum ALT significant lager (13583±1267 U/L in PBS vs. 7620±1829 in A1AT, p=0.042).

Conclusie 

Behandeling met A1AT laat beschermende effecten zien op hepatische IRI zowel in vitro als in vivo. De hier gepresenteerde resultaten rechtvaardigen verder onderzoek naar de toepassing van A1AT als preventieve behandeling van donoren gedurende de orgaandonatie procedure of ten tijde van koude preservatie van donor levers.