Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

CD 2014

donderdag 22 mei 2014 12:30 - 13:30

Stenosering na oesofagusatresie correctieve: risicofactoren en invloed van methode van dilatatie

Steeg, A.F.W. van der, Harmon, M.B.A., Bakx, R., Lienden, K.P. van, Kindermann, A., Heij, H.A.

Locatie(s): NVvH Lounge

Categorie(ën):

Een regelmatig voorkomende complicatie na correctie van een oesofagusatresie is naadstenose. Wanneer stenosevorming optreedt kan dit behandeld worden met dilatatie. Deze dilatatie kan gedaan worden met een balloncatheter (pneumo-dilatatie) of met behulp van bougies die in oplopende dikte door de naad heen worden geschoven. Deze studie was gericht op het identificeren van risicofactoren voor stenose vorming in onze patiëntenpopulatie. Daarnaast is gekeken naar de effectiviteit van de 2 verschillende dilatatiemethoden en is gekeken naar de risicofactoren voor refractaire stenoses.

Er is een retrospectieve cohort-studie uitgevoerd. Alle patiënten die een oesofagusatresie correctie ondergingen in de periode van januari 2000 tot december 2012 zijn geanalyseerd. Alleen patiënten met een oesofagusatresie met tracheo-oesofageale fistel (type C) zijn geïncludeerd. Als definitie van stenose is gehanteerd: 2 of meer dilataties nodig om symptoomvrij te worden.

In bovenstaande periode werden 102 patiënten behandeld voor een oesofagusatresie. Na toepassen van in- en exclusiecriteria werd de data van 91 patiënten geanalyseerd.

24 patiënten (26.4%) ontwikkelden een stenose. Multivariate analyse liet zien dat klinisch significante tracheomalacie een risicofactor was (p=0.008). Dilatatie met bougie of ballon liet geen verschil zien in effectiviteit van dilatatie. (p=0.780) Tractie op de naad (geïdentificeerd tijdens de operatie) was een risicofactor voor refractaire stenoses die 3 of meer dilataties nodig hadden (p=0.050)

Conclusie: het percentage stenoses in onze populatie is vergelijkbaar met de literatuur (16-40%). In de literatuur worden gastro-oesofageale reflux, tractie op de naad en naadlekkage genoemd als risicofactoren voor naadstenose. In onze studie kwam dat niet uit de analyses. Daarentegen vonden wij klinisch relevante tracheomalacie als risicofactor. Tractie op de naad was alleen relevant bij die stenoses die 3x of vaker gedilateerd moesten worden