Resultaten van een enquête ter evaluatie van de richtlijn Thoraxdrainage: niet iedereen belijdt hetzelfde beleid.
Bertholet, J.W.M., Barendregt, W.B.
Voorzitter(s): P. de Rooij, chirurg, Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam & T.M. van Ginhoven, AIOS Heelkunde, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
Locatie(s): Auditorium
Categorie(ën):
In 2011 heeft de richtlijn Thoraxdrainage haar intrede gedaan. In het hoofdstuk ‘Postoperatief Drainbeleid’ wordt een aantal aanbevelingen gedaan ten aanzien van het te voeren drainbeleid na verschillende typen longparenchymresecties.
Het doel van dit onderzoek was om te inventariseren wat voor postoperatief drainbeleid er wordt toegepast in de klinieken in Nederland waar longoperaties worden verricht, en of dat beleid overeenkomt met de huidige richtlijn.
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden werd een online enquête samengesteld met vragen betreffende de typische aspecten van het postoperatief drainbeleid zoals het aantal drains dat wordt gebruikt, het type drainagesysteem, het gebruik van zuigdrainage postoperatief en de criteria die worden gebruikt om de drain te verwijderen. Aan alle leden van de Nederlandse Vereniging voor Longchirurgie werd een weblink naar de online enquête via email verzonden. In totaal werden er drie oproepen gedaan
Van de 152 geadresseerden hebben 73 de enquête ingevuld (48%). Op deze wijze werd informatie verkregen over het drainbeleid van 40 klinieken waar longchirurgie werd uitgevoerd; in 33 klinieken door de algemeen thoracaal chirurg, in 5 door de cardiothoracaal chirurg en in 2 door beide specialismen. Naslag en navraag in verband met nieuwe samenwerkingsverbanden leerde ons dat op het moment van analyse er in totaal 55 locaties in Nederland bestonden waar chirurgische behandeling van longkanker plaatsvond.
Na analyse van de gegevens bleek onder andere dat in meer dan de helft van de responderende klinieken de patiënt postoperatief op de longafdeling verbleef en dat het beleid in bijna een derde van alle klinieken door de longarts werd bepaald. De digitale drainagesystemen zijn populair; slechts de helft van de klinieken gebruikt nog uitsluitend een analoog systeem. Er werd verschillend omgegaan met postoperatieve zuigdrainage, afkappunten qua maximale dagelijkse hoeveelheid aan vochtproductie en luchtlekkage, en het gebruik van aanvullend onderzoek vóór en na het verwijderen van de thoraxdrain(s).
Concluderend laten de resultaten van de enquête zien dat er bijna drie jaar na de introductie van de richtlijn nog geen uniformiteit bestaat ten aanzien van het postoperatieve drainbeleid, met name aangaande het gebruik van zuigdrainage en de criteria om de drain te verwijderen.