Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

CD 2014

donderdag 22 mei 2014 18:00 - 18:10

Income vs. Outcome

Ultee, K.H.J., Hoeks, S.E., Bastos Goncalves, F., Boersma, E., Stolker, R.J., Verhagen, H.J.M.

Voorzitter(s): B. Elsman, chirurg, Deventer Ziekenhuis, Deventer & R. van der Vijver, AIOS Heelkunde, Radboudumc, Nijmegen

Locatie(s): Zaal 82/83

Categorie(ën):

Het is onduidelijk in hoeverre risico’s geassocieerd met sociaaleconomische status (SES) verantwoordelijk zijn voor verschillen in presentatie en prognose van vaatpatiënten. Eerdere studies hiernaar zijn vrijwel uitsluitend in de Verenigde Staten uitgevoerd, waar toegang tot gezondheidszorg niet voor alle lagen van de maatschappij gelijk is. Deze studies waren dan ook bedoeld om verschil in medische zorg tussen sociaaleconomische klassen aan te kaarten. Nederland kent een vrijwel uniek gezondheidszorgsysteem waarbij zowel de toegang tot zorg, als ook de aangeboden behandeling gelijk is, ongeacht de sociaaleconomische status van de zorgbehoevende. Hierdoor is Nederland de uitgelezen locatie voor een studie naar patiëntgerelateerde risicofactoren geassocieerd met SES. Het doel van deze studie is bepalen wat de invloed is van SES op de prognose van vaatpatiënten bij gelijke toegankelijkheid en kwaliteit van zorg. Daarnaast zullen we onderzoeken of er een relatie bestaat tussen jaarlijks inkomen en de ernst van ziekte bij presentatie.

Patiënten geopereerd voor een abdominaal aorta aneurysma (AAA), carotis stenose (CS) of voor perifeer arterieel vaatlijden (PAV) in een tertiaire instelling in de periode van januari 2003 tot december 2011 werden retrospectief geïncludeerd. Het bruto inkomen van het huishouden, verkregen via het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), werd gebruikt voor het kwantificeren van SES. Analyses zijn gecorrigeerd voor demografische, medische en gedragsgerelateerde risicofactoren.

In totaal werden 1178 patiënten geïncludeerd voor analyse. In multivariabele analyse is gevonden dat lager inkomen geassocieerd was met een slechtere levensverwachting in de AAA-groep (kwadratische relatie, p=0.005) en de PAV-groep (HR: 1.050 per 5000 euro afname, 95% CI: 1.004 - 1.100). In de CS-groep is geen relatie tussen inkomen en overleving vastgesteld (HR: 1.016 per 5000 euro afname, 95% CI: 0.965 - 1.070). AAA-patiënten met een lagere SES presenteerde zich vaker met een geruptureerd aneurysma (OR: 2.120 95% CI: 1.077 - 4.174). PAV-patiënten met een lagere SES lieten een trend zien naar ernstigere ischemische klachten bij presentatie (OR: 2.103, 95% CI: 0.977 - 4.528, p=0.057).

Gezien de setting kan geconcludeerd worden dat de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met lage SES veroorzaakt zijn door patiëntgerelateerde factoren, en niet door discrepanties in de medische zorg. Omdat de significantie van SES voor de voorspelling van de prognose na correctie voor demografische, medische en gedragsgerelateerde risicofactoren bleef bestaan, suggereren deze resultaten dat SES geassocieerde risico’s het gevolg zijn van een algehele slechte levensstijl. Het zou daarom wellicht goed zijn om lage SES als risicofactor mee te nemen in de risico-inventarisaties van vaatpatiënten.