Moet de anastomose voor opheffen van ontlastend ileostoma eerst onderzocht worden?
Troquay, S.A.M., Sier, M.F., Meyenfeldt, E.M. von, Oostenbroek, R.J.
Locatie(s): NVvH Lounge
Categorie(ën):
Bij continuïteitsherstel na low anterior resectie (LAR) met aanleggen van ontlastend ileostoma wordt de lage naad in de regel onderzocht om lekkage van de anastomose of fistel uit te sluiten. Deze diagnostiek kan een rectaal toucher, procto-sigmoidoscopie en/of contrastonderzoek omvatten. Een gouden standaard ter beoordeling van de anastomose voor opheffen van de stoma is in de literatuur, Nederlandse en buitenlandse richtlijnen niet beschreven. Wij onderzochten welk onderzoek werd uitgevoerd, welke uitkomstmaat dit opleverde en welke complicaties na opheffen stoma optraden.
Uit een cohort van 586 patiënten met een ileostoma over de periode 1.1.2001-1.1.2012 werden alle patiënten geïncludeerd die een LAR ondergingen. Onder andere patiëntkarakteristieken, indicatie en verrichte diagnostiek van preoperatief uitgevoerd contrastonderzoek en/of procto-sigmoïdoscopie voor opheffen stoma werden onderzocht. De verrichte diagnostiek werd gekoppeld aan het aantal complicaties na opheffen ileostoma.
Tussen 1.1.2001 en 1.1.2012 ondergingen 173 patiënten een LAR met aanleg van een deviërend ileostoma (173/586). Het betrof 160 patiënten met maligniteit (92%) en 13 met een benigne afwijking (8%); bij 144 patiënten werd de stoma opgeheven (144/173: 83%). De overige 17% werd niet opgeheven op verzoek van patiënt, op basis van co-morbiditeit, voortijdig overlijden of palliatief ingezet traject. Preoperatief werd bij 37 patiënten een contrastonderzoek (26%), bij 58 een procto-sigmoidoscopie (40%), bij 37 beiden (26%) en bij 12 geen beeldvorming verricht (8%). Bij de 37 patiënten waarbij dubbeldiagnostiek werd verricht, vond bij 10 patiënten een scopie plaats nadat bij coloninloop (mogelijke) afwijkingen werden gezien (10/37: 27%), bij 4 een coloninloop nadat bij scopie afwijkingen waren vastgesteld (4/37: 11%) en bij 2 colonoscopie in het kader van follow-up van een maligniteit (2/37: 5%). Bij de overige 21 patiënten uit deze groep was het waarom van de dubbeldiagnostiek onduidelijk (21/37: 57%). Postoperatief worden 23 complicaties als naadlekkage, abcessen, naadstenose, fisteling en paralytische ileus bij totaal 17 patiënten vastgesteld (17/144: 12%): vijf patiënten die uitsluitend een scopie hadden ondergaan (5/58: 9%), twee die uitsluitend contrastonderzoek hadden ondergaan (2/37: 5%), zes uit de groep met dubbeldiagnostiek (6/37:16%) en vier zonder preoperatieve diagnostiek (4/12: 33%).
Welk diagnostisch onderzoek de voorkeur geniet bij evaluatie van de anastomose voor opheffen van de ileostoma konden wij niet aantonen. Tevens kon geen correlatie worden vastgesteld tussen het bestaan van complicaties en de indicatie voor het verrichten van contrastonderzoek of procto-sigmoïdoscopie. Uit de resultaten en oogpunt van patiëntvriendelijkheid lijkt contrastonderzoek het meest voor de hand liggend onderzoek. Gerandomiseerd onderzoek om een gouden standaard vast te stellen lijkt noodzakelijk.